Artikel 108
Einde van de financiële verplichtingen
- Vorderingen van het Bureau tot betaling van taksen vervallen vier jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de
taks opeisbaar is geworden.
- Vorderingen jegens het Bureau tot terugbetaling van taksen of van te veel betaalde bedragen vervallen vier jaar na
het einde van het kalenderjaar waarin de vorderingen zijn ontstaan.
- De in de leden 1 en 2 genoemde termijn wordt in het geval bedoeld in lid 1 gestuit door een verzoek de taks te
betalen en in het geval bedoeld in lid 2 door een verzoekschrift om de vordering te doen gelden. Deze termijn gaat
opnieuw in op de datum van stuiting; hij verstrijkt uiterlijk zes jaar na het einde van het kalenderjaar waarin hij
aanvankelijk ingegaan is, tenzij de vordering in rechte geldend wordt gemaakt; in dat geval verstrijkt de termijn op zijn
vroegst één jaar na de datum waarop de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
45