Artikel 152
Samenwerking ter bevordering van convergentie van praktijken en instrumenten
1 Het Bureau en de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de
Intellectuele Eigendom werken samen om convergentie van praktijken en instrumenten op het gebied van merken en
modellen te bevorderen. Onverminderd lid 3 heeft deze samenwerking in het bijzonder betrekking op:
(a) de ontwikkeling van gemeenschappelijke normen voor het onderzoek;
(b) de oprichting van gemeenschappelijke of gekoppelde databanken en portaalsites met het oog op raadpleging,
recherche en classificatie in de gehele Unie;
(c) de permanente verstrekking en uitwisseling van gegevens en informatie, met name met het oog op aanvulling van de
onder b) bedoelde databanken en portaalsites;
(d) de invoering van gemeenschappelijke normen en gebruiken, die de procedures en systemen in de Unie interoperabel
en consistenter, efficiënter en effectiever maken;
(e) informatie-uitwisseling over industriële-eigendomsrechten en procedures, met inbegrip van wederzijdse bijstand aan
helpdesks en informatiecentra;
(f) uitwisseling van technische expertise en assistentie op de onder a) tot en met e) bedoelde gebieden.
- Op voorstel van de uitvoerend directeur worden op de in lid 1 en lid 6 bedoelde gebieden door de raad van
bestuur projecten omschreven en gecoördineerd die van belang zijn voor de Unie en de lidstaten, en de centrale bureaus
voor de industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom worden uitgenodigd
aan deze projecten deel te nemen.
De projectomschrijving bevat de specifieke verplichtingen en taken van elk deelnemend bureau voor industriële
eigendom van de lidstaten, het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom, en het Bureau. Het Bureau raadpleegt
vertegenwoordigers van gebruikers, met name in de fasen waarin de projecten worden omschreven en de resultaten
daarvan worden beoordeeld.
- De centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele
Eigendom mogen afzien van medewerking aan de in de eerste alinea van lid 2 bedoelde projecten, hun medewerking
daaraan beperken of tijdelijk stopzetten.
Wanneer de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele
Eigendom van de in de eerste alinea vastgestelde mogelijkheid gebruikmaken, verstrekken zij het Bureau een schriftelijke
toelichting op de redenen voor hun beslissing.
- Nadat zij hun deelname aan bepaalde projecten hebben toegezegd, verlenen de centrale bureaus voor industriële
eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom, onverminderd lid 3, hun effectieve
medewerking aan de in lid 2 bedoelde projecten, met als doel dat de projecten worden ontwikkeld, functioneren,
interoperabel zijn en worden geactualiseerd.
- De in lid 2 bedoelde projecten worden door het Bureau financieel ondersteund, voor zover dat noodzakelijk is om,
voor de toepassing van lid 4, ervoor te zorgen dat de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het
Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom hun effectieve medewerking verlenen. Financiële steun kan in de vorm
van subsidies en bijdragen in natura worden verleend. Het totale bedrag van de financiering is ten hoogste 15 % van de
jaarlijkse inkomsten van het Bureau. De begunstigden van de subsidies zijn de centrale bureaus voor industriële
eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Subsidies kunnen zonder oproepen tot
het indienen van voorstellen worden toegekend overeenkomstig de financiële regels die van toepassing zijn op het
Bureau en de beginselen van de subsidieprocedures in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees
Parlement en de Raad en in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie.
- Het Bureau en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken vrijwillig samen aan bewustmaking met betrekking
tot het merkenstelsel en de bestrijding van namaak. Deze samenwerking omvat projecten die in het bijzonder de
toepassing van gevestigde normen en gebruiken en de organisatie van scholing en opleiding beogen. Die projecten
worden uit het in lid 5 bedoelde totale bedrag gefinancierd. De leden 2 tot en met 5 zijn van overeenkomstige
toepassing.