Artikel 169
Uitsluiting, verschoning en wraking
- De onderzoekers en de leden van de in het Bureau gevormde afdelingen en van de kamers van beroep mogen niet
aan de behandeling van een zaak deelnemen, indien zij bij de zaak een persoonlijk belang hebben of indien zij daarin
eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen opgetreden zijn. Twee van de drie leden van een oppositieafdeling
mogen niet aan het onderzoek van de aanvraag deelgenomen hebben. De leden van de nietigheidsafdelingen mogen niet
deelnemen aan de behandeling van een zaak, indien zij bij de inschrijving van het merk of de oppositieprocedure
betrokken zijn geweest bij de eindbeslissing. De leden van de kamers van beroep mogen niet aan een beroepsprocedure
deelnemen, indien zij deel hebben genomen aan de beslissing waartegen beroep is ingesteld.
- Indien een lid van een afdeling of van een kamer van beroep, om een van de in lid 1 genoemde redenen of om een
andere reden, van oordeel is dat hij niet kan deelnemen aan de behandeling van een zaak, stelt hij de afdeling of de
kamer hiervan in kennis.
- De onderzoekers en de leden van de afdelingen of van een kamer van beroep kunnen door elke partij worden
gewraakt om een van de in lid 1 genoemde redenen of indien aan hun onpartijdigheid kan worden getwijfeld. Wraking
is niet ontvankelijk indien de betrokken partij een proceshandeling heeft verricht, ofschoon zij reeds kennis droeg van de
reden tot wraking. Wraking kan niet gegrond zijn op de nationaliteit van een onderzoeker of van een lid.
- In de gevallen bedoeld in de leden 2 en 3 beslissen de afdelingen en de kamers van beroep zonder dat het
betrokken lid daaraan deelneemt. Voor het nemen van deze beslissing wordt het lid dat niet deelneemt of gewraakt is, in
de afdeling of de kamer vervangen door zijn plaatsvervanger.