Artikel 40
Inroepen van de anciënniteit van een nationaal merk na de inschrijving van het Uniemerk
- De houder van een Uniemerk die voor waren of diensten die gelijk zijn aan of vallen onder de waren of diensten
waarvoor een ouder merk is ingeschreven, houder is van dat oudere in een lidstaat ingeschreven merk, met inbegrip van
een op het grondgebied van de Benelux ingeschreven merk, of van eenzelfde ouder merk waarvoor een internationale
inschrijving met rechtsgevolgen in een lidstaat bestaat, kan de anciënniteit van het oudere merk inroepen met betrekking
tot de lidstaat waarin of waarvoor dit merk ingeschreven is.
- Beroepen op anciënniteit die overeenkomstig lid 1 van dit artikel zijn ingediend, gaan vergezeld van het nummer
van inschrijving van het Uniemerk, de naam en het adres van de houder ervan, de lidstaat of lidstaten waar of waarvoor
het oudere merk is ingeschreven, het nummer en de datum van indiening van de desbetreffende inschrijving, de waren
en diensten waarvoor het merk is ingeschreven en die ten aanzien waarvan anciënniteit wordt ingeroepen, en
documentatie ter staving zoals bepaald in de krachtens artikel 39, lid 6, vastgestelde voorschriften.
- Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het beroep op anciënniteit, stelt het Bureau de houder van het
Uniemerk van de gebreken in kennis. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau te stellen termijn zijn
verholpen, wijst het Bureau het beroep af.
- Artikel 39, leden 3, 4, 5 en 7, zijn van toepassing.