Binnen een termijn van drie maanden na de dag waarop de aanvraag voor een Uniemerk is gepubliceerd, kan tegen
de inschrijving van dit merk oppositie worden ingesteld op grond van het feit dat de inschrijving van het merk krachtens
artikel 8 moet worden geweigerd, en wel:
(a) in de in artikel 8, leden 1 en 5, vermelde gevallen, door de houders van in artikel 8, lid 2, bedoelde oudere merken
alsmede de door deze houders gemachtigde licentiehouders;
(b) in de in artikel 8, lid 3, vermelde gevallen, door de houders van de daar bedoelde merken;
(c) in de in artikel 8, lid 4, vermelde gevallen, door de houders van de daar bedoelde merken of tekens, alsook door
degenen die op grond van de toepasselijke nationale wetgeving die rechten kunnen doen gelden;
(d) door degenen die op grond van de toepasselijke Uniewetgeving of het toepasselijke nationale recht de in artikel 8,
lid 6, bedoelde rechten mogen uitoefenen.
Tegen inschrijving van een merk kan overeenkomstig lid 1 ook oppositie worden ingesteld in geval van publicatie
van een gewijzigde aanvraag als bedoeld in artikel 49, lid 2, tweede zin.
De oppositie wordt schriftelijk ingesteld en met redenen omkleed. De oppositie wordt pas geacht te zijn ingesteld
nadat de oppositietaks is betaald.
Binnen een door het Bureau vast te stellen termijn kan de opposant tot staving van de oppositie feiten, bewijzen en
argumenten aanvoeren.