Your professional online presence starts here!

Artikel 8

Relatieve weigeringsgronden

  1. Na oppositie door de houder van een ouder merk wordt inschrijving van het aangevraagde merk geweigerd:
    (a) wanneer het gelijk is aan het oudere merk en wanneer de waren of diensten waarvoor het merk is aangevraagd, gelijk zijn aan de waren of diensten waarvoor het oudere merk is ingeschreven;
    (b) wanneer het gelijk is aan of overeenstemt met het oudere merk en betrekking heeft op dezelfde of soortgelijke waren of diensten, indien daardoor verwarring bij het publiek kan ontstaan op het grondgebied waarop het oudere merk beschermd wordt; verwarring omvat het gevaar van associatie met het oudere merk.
  2. Onder „oudere merk” in de zin van lid 1 worden verstaan:
    (a) de merken waarvan de datum van de aanvraag voor inschrijving voorafgaat aan de datum van de aanvraag voor een Uniemerk, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met het ten behoeve van die merken ingeroepen recht van voorrang, en die behoren tot de volgende categorieën:
    (i) Uniemerken;
    (ii) in de lidstaat of, in het geval van België, Nederland en Luxemburg, bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom ingeschreven merken;
    (iii) merken ingeschreven ingevolge internationale overeenkomsten met werking in een lidstaat;
    (iv) merken ingeschreven ingevolge internationale overeenkomsten met werking in de Unie;
    (b) de aanvragen voor merken bedoeld onder a), mits deze zullen worden ingeschreven;
    (c) de merken die op de datum van indiening van de aanvraag voor het Uniemerk of, in voorkomend geval van het ten behoeve van de aanvraag voor het Uniemerk ingeroepen recht van voorrang, in een lidstaat algemeen bekend zijn in de zin van artikel 6 bis van het Verdrag van Parijs.
  3. Na oppositie door de houder wordt de inschrijving van een merk geweigerd indien deze door de gemachtigde of de vertegenwoordiger van de houder op eigen naam en zonder toestemming van de houder wordt aangevraagd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt.
  4. Na oppositie door de houder van een niet-ingeschreven merk of een ander in het economisch verkeer gebruikt teken van meer dan alleen plaatselijke betekenis, wordt de inschrijving van het aangevraagde merk geweigerd, indien en voor zover krachtens het op dat teken toepasselijke Unierecht of het voor dat teken geldende recht van de lidstaat:
    (a) de rechten op dit teken verworven zijn vóór de datum van indiening van de aanvraag voor het Uniemerk of, in voorkomend geval, de datum van het ten behoeve van de aanvraag voor een Uniemerk ingeroepen recht van voorrang;
    (b) dit teken de houder ervan het recht verleent om het gebruik van een later merk te verbieden.
  5. Bij oppositie door de houder van een ingeschreven ouder merk in de zin van lid 2 wordt de inschrijving van het aangevraagde merk geweigerd wanneer het gelijk is aan of overeenstemt met het oudere merk, ongeacht of de waren of diensten waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd, gelijk zijn aan of al dan niet overeenstemmen met die waarvoor het oudere merk is ingeschreven, wanneer het in geval van een ouder Uniemerk een in de Unie bekend merk betreft, of in geval van een ouder nationaal merk, het een in de betrokken lidstaat bekend merk betreft, en wanneer door het gebruik zonder geldige reden van het aangevraagde merk ongerechtvaardigd voordeel wordt gehaald uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk.
  6. Bij oppositie door een persoon die krachtens de toepasselijke wetgeving gemachtigd is de uit een oorsprongsbe­ naming of geografische aanduiding voortvloeiende rechten uit te oefenen, wordt de inschrijving van een merk geweigerd indien en voor zover overeenkomstig Uniewetgeving of nationaal recht ter bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen:
    (i) er al overeenkomstig Uniewetgeving of nationaal recht een aanvraag voor een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding is ingediend vóór de depotdatum van de aanvraag om inschrijving van het Uniemerk of vóór de voorrangsdatum voor de aanvraag, mits latere inschrijving;
    (ii) de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding het recht verleent om het gebruik van een jonger merk te verbieden.