Artikel 136
Gelijktijdige en opeenvolgende civiele vorderingen op grond van Uniemerken en nationale merken
- Wanneer voor rechterlijke instanties van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde
handelingen vorderingen wegens inbreuk worden ingesteld, en de ene rechterlijke instantie op grond van een Uniemerk
en de andere rechterlijke instantie op grond van een nationaal merk wordt aangezocht:
(a) moet de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, ook ambtshalve, de partijen verwijzen naar de
rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt indien de betrokken merken gelijk zijn en voor
dezelfde waren of diensten gelden. De rechterlijke instantie die tot verwijzing zou moeten overgaan, kan zijn
uitspraak aanhouden indien de bevoegdheid van de andere rechterlijke instantie wordt aangevochten;
(b) kan de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, haar uitspraak aanhouden indien de betrokken
merken dezelfde zijn en gelden voor soortgelijke waren of diensten en ook indien de betrokken merken overeen
stemmen en voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten gelden.
- De rechterlijke instantie waarbij op grond van een Uniemerk een vordering wegens inbreuk is ingesteld, wijst de
vordering af indien tussen dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde handelingen een onherroepelijke beslissing over
het bodemgeschil is gegeven op grond van een nationaal merk dat voor dezelfde waren of diensten geldt.
- De rechterlijke instantie waarbij op grond van een nationaal merk een vordering wegens inbreuk is ingesteld, wijst
de vordering af indien tussen dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde handelingen een onherroepelijke beslissing
over het bodemgeschil is gegeven op grond van een Uniemerk dat voor dezelfde waren of diensten geldt.
- De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op voorlopige maatregelen en maatregelen tot bewaring van recht.